[1]
God gaat zijn ongekende gang
vol donk're majesteit,
die in de zee zijn voetstap plant
en op de wolken rijdt.
[2]
Uit grondeloze diepten put
Hij licht, en vreugde uit pijn.
Hij voert volmaakt zijn plannen uit,
zijn wil is souverein.
[3]
Geliefden Gods, schept nieuwe moed,
de wolken die gij vreest,
zijn zwaar van regen overvloed
van zegen die geneest.
[4]
Zoudt gij verstaan, waar Hij u leidt?
Vertrouw Hem waar Hij gaat.
Zijn duistere voorzienigheid
verhult zijn mild gelaat.
[5]
Wat Hij bedoelt dat rijpt tot zin,
wordt klaar van uur tot uur.
De knop is bitter, is begin,
de bloem wordt licht en puur.
[6]
Hoe blind vanuit zichzelve is
het menselijk gezicht.
Godzelf vertaalt de duisternis
in eind'lijk eeuwig licht. |
|