[1]
Jeruzalem,
o eeuw'ge gouden stad.
Stad van het licht waar iedereen op wacht.
De gouden zon, de heuvels in het rond,
heilige plaats en stad van Gods verbond.
[2]
Jeruzalem,
geef dat wij door uw poort,
komen tot u en leven naar Gods woord.
De stad waar droefheid
niet meer zal bestaan.
Jeruzalem, laat mij naar binnen gaan.
[3]
Jeruzalem,
de stad waar liefde woont,
de plaats waar God in licht en glorie troont.
Geen rouw, geen nood,
geen onrust en geen haat.
Breng ons o Heer,
daar waar Jeruuz'lem staat.
[4]
Jeruzalem,
'k aanschouw met eigen oog,
eens uw contouren aan de hemelhoog.
Als ik verlost en horend naar Gods stem
zal ingaan tot het nieuw Jeruzalem. |
|