[1]
Maar Gij, Heer,
zijt een schild dat mij dekt,
Maar Gij, Heer,
zijt een schild dat mij dekt,
mijn eer en die mijn hoofd opheft,
mijn eer en die mijn hoofd opheft.
Als ik luide roep tot de Here,
als ik luide roep tot de Here,
als ik luide roep tot de Here,
dan antwoordt Hij mij
van zijn heilige berg.
Maar Gij, Heer,
zijt een schild dat mij dekt,
Maar Gij, Heer,
zijt een schild dat mij dekt,
mijn eer en die mijn hoofd opheft,
mijn eer en die mijn hoofd opheft. |
|