31 Bij U, o God, verschuil ik mij

vorige pagina
[1]
Bij U, o God, verschuil ik mij
voor wie mijn val beraamt.
Maak mij dan niet beschaamd.
Doe mij ontkomen, maak mij vrij
door uw rechtvaardig hand'len.
'k wil in uw vrede wand'len.
[2]
Schenk mij uw aandacht, red mij nu.
Wees mij een toevlucht Heer,
waar 'k veilig in verkeer.
Geef mij beschutting, Heer, bij U.
U bent mijn rots, mijn vesting.
U bent mijn eeuw'ge redding.
[3]
Omwille van uw grote naam,
trek mij uit dodend net,
bedrieglijk opgezet.
U bent mijn fort, groot is uw faam.
Mijn geest leg 'k in uw handen,
verlos mij van hun banden.
[4]
Met afschuw zie 'k degene aan,
die lege goden dient
en zo zijn straf verdient.
In vast vertrouwen wil ik gaan.
U doet mij grote dingen,
ik zal uw lof bezingen.
[5]
U hebt gelet op al mijn nood.
U leverde niet uit
mijn leven als een buit
aan tegenstanders; nee U bood
mij ruimte. Vrijuit wand'len
mijn voeten door uw hand'len.
[6]
Heb meelij, Heer, ik ben benauwd.
Zie hoe mijn lijf verkwijnt,
mijn levenskracht verdwijnt.
Ik ben met ziekt' en smart vertrouwd,
een smet, een schrik voor buren
om wat ik moet verduren.
[7]
Mijn vrienden lopen van mij heen;
vergeten ben ik, dood,
een potscherf in de goot.
Want fluist'rend schuiven zij aaneen,
zo smeden zij hun plannen:
een dood'lijk samenspannen.
[8]
Maar ik vertrouw op U, o Heer.
Ik zeg: U bent mijn God,
bij U berust mijn lot.
Bevrijd mij, wees mijn tegenweer.
Heer, wil mij toch verlichten
en laat mijn vijand zwichten.
9
Ik roep om hulp, beschaam niet mij,
maar goddelozen, Heer,
werp hen in 't doodsrijk neer.
Op uw gezag verstommen zij
die trots en honend spreken,
de onschuld willen breken.
[9]
Wat een geluk is weggelegd
voor wie U met ontzag
wil dienen elke dag.
U hult, verbergt in licht uw knecht,
behoedt hem voor de mensen
die hem al 't kwade wensen.
[10]
Ik dank U voor uw goedheid, Heer
bewezen in uw trouw,
want ik zat in het nauw.
Ik dacht in angst: God kent niet meer
mijn leven, 'k ben vergeten,
zou God nog van mij weten?
[11]
Maar toen ik schreeuwd'
om hulp zo luid,
toen hebt U mij gehoord
en mijn gebed verhoord.
Gods dienaars, neemt dit vast besluit:
Mijn liefde geef 'k de Here,
Hij redt mij alle keren!
[12]
De Heer bewaart, wie leeft in trouw,
maar geeft de trotsen straf,
neemt hen hun hoogheid af.
Gods dienaars, moedig en getrouw,
weest sterk en vastberaden,
de Heer geeft u genade!