[1]
Ziet de dag is daar,
spreekt de Heer uw God.
Ik ben God en niemand meer.
'k Stort mijn Geest thans uit
over alle vlees,
gans de aarde buigt zich neer.
[chorus]
Regen val met grote kracht,
lang reeds heeft de aard' gewacht.
Giet uw Geest nu uit, o mijn dier'bre Heer.
O, vervul ons tot uw eer.
[2]
Uwe kind'ren zullen gezichten zien,
profeteren in mijn naam.
Ja, de volk'ren zullen Mij hulde biên,
en Mij prijzen al tezaam.
[3]
Wonderteek'nen zal 'k in uw
midden doen,
in de hemel en op aard',
bloed en vuur en rook, diepe duisternis,
maar mijn volk blijft trouw bewaard.
[4]
't Zal geschieden al wie de Heer aanroept,
vindt ontkoming door het kruis,
want op Sions berg is ons plaats bereid,
in het eeuwig Vaderhuis. |
|