[1]
Prijst nu de Heer,
de glorie van zijn macht,
onmeetbaar is de grootheid van zijn kracht.
Onpeilbaar is de diepte van zijn hand.
Zijn trouwe liefde houdt voor eeuwig stand.
[2]
Prijst nu de Heer,
de lengte van zijn arm;
in Christus wordt de wereld licht en warm.
Verrassend is zijn heerlijk aangezicht:
in Jezus woont de volheid van Gods licht.
[3]
Prijst nu de Heer,
die was en is en komt,
voor wie de hele schepping eens verstomt.
Het bange zuchten komt dan aan zijn eind,
als Hij, het Lam, in heerlijkheid verschijnt!
[4]
Prijst nu de Heer
van tijd en eeuwigheid,
die heerst met recht en met gerechtigheid.
Gods nieuwe toekomst
breekt met kracht zich baan,
zijn heerschappij zal eindeloos bestaan! |
|