[1]
Ik hef mijn ogen op naar de bergen,
waar komt mijn hulp vandaan?
Ik hef mijn ogen op naar U, Heer,
die mij bij zal staan.
[2]
Mijn hulp is van U, Heer,
die alles heeft gemaakt.
U zult voorkomen dat ik wankel of val.
U bent mijn beschermer
die over mij waakt,
die niet sluimeren of slapen zal.
Wat kan mij gebeuren
door zon of door maan?
U bent mijn schaduw,
U bent er altijd.
Bewaart heel mijn leven;
mijn komen en gaan,
U beschermt mij tot in eeuwigheid.
Mijn hulp is van U, Heer!
[3]
Mijn hulp is van U, Heer.
O, van U! |
|