[1]
Mijn Heer zal ik altijd prijzen.
Mijn God ik vertrouw op Hem.
Hij heeft mij verlost van angsten
en Hij plaatst mijn voeten op een rots.
[2]
Dus ik wankel niet
en ik zeg tot de Heer:
[chorus]
U bent mijn schild, mijn kracht,
mijn erfdeel, mijn sterke held.
Mijn schuilplaats, mijn vesting,
mijn helper in de nood;
U bent nabij.
[3]
Wie heb ik in de hemel buiten U?
Ik verlang niemand anders naast U.
U verheugt mijn ziel
en ik zeg tot de Heer:
[4]
U bent mijn schuilplaats,
helper in de nood.
U bent mijn schuilplaats,
helper in de nood.
U bent mijn schuilplaats,
helper in de nood.
[5]
Dus ik wankel niet
en ik zeg tot de Heer:
[6]
U bent mijn schild, mijn kracht,
mijn erfdeel, mijn sterke held.
Mijn schuilplaats, mijn vesting,
mijn helper in de nood;... |
|