384 Een vaste burcht is onze God

384

vorige pagina
[1]
Een vaste burcht is onze God,
een bolwerk in gevaren.
Hij helpt en redt uit alle nood
die wij hier nu ervaren.
[2]
De vijand van weleer
gaat tegen ons tekeer.
Zijn wapenrusting is
de gruwel van zijn list.
Geen kan hem evenaren.
[3]
Wij hebben zelf
geen tegenweer,
't gevecht was gauw verloren.
Doch voor ons strijdt een sterke Heer,
tot redder uitverkoren.
[4]
Vraagt gij zijn naam? Weet dan
dat Christus is die Man,
de HERE Zebaoth,
Hij is de Zoon van God:
slechts Hij kan triomferen.
[5]
Laat duizend duivels
om ons staan,
belust om te verslinden,
geen vrees mag ons terneder slaan,
wij mogen het toch winnen.
[6]
De overste der aard',
brutaal en onvervaard,
hij overheerst ons niet,
behoudt geen rijksgebied:
één woord reeds kan hem binden.
[7]
Het Woord -
zij zullen 't laten staan,
wat zij ook ondernemen.
Hij gaat ons met zijn Geest vooraan,
Hij komt ons kracht verlenen.
[8]
Al staat de vijand klaar,
hoe groot ook het gevaar
voor leven, eer, gezin,
hij werft toch geen gewin:
wij erven 't rijk des HEREN.