[1]
Zelf als ik wiebel, wankel, waggel,
God laat mij niet vallen.
Zelfs als ik stribbel, strompel, struikel,
dan houdt Hij mij vast.
Ga ik bijna onderuit,
lig ik haast weer op mijn snuit,
dan blijft Hij van mij houden.
Als ik wiebel, wankel, waggel,
stribbel, strompel, struikel,
Hij houdt van mij.
[2]
Zelfs als ik snotter, snik of snuiter,
dan wil Hij mij helpen.
Zelfs als ik miezer, mok of mopper,
staat Hij voor mij klaar.
Of als alles tegenzit
en ik delf het onderspit,
dan blijft Hij heel dicht bij me.
Als ik snotter, snik of snuiter,
miezer, mok of mopper,
Hij houdt van mij.
[3]
Als ik me per ongeluk vergis
en ik maak een blunder
op een blauwe of een grauwe
of een kouwe dag,
God is altijd daar.
Ook al schaam ik me haast dood,
zijn liefde is zo groot,
dat ik Hem kan vertrouwen.
Als ik wiebel, wankel, waggel,
stribbel, strompel, struikel,
toch wil Hij me leiden
en dat maakt me wel bescheiden.
Wiebel, wankel, waggel,
stribbel, strompel, struikel,
ik hou van Hem.
[4]
|
|