393 God is mijn licht, mijn zielsbehoud

393

vorige pagina
[1]
God is mijn licht,
mijn zielsbehoud;
Hij geeft mij eeuwig leven.
Wie maakt mij bang of doodsbenauwd,
wat heb ik nog te vrezen?
Als mij de Heer terzijde staat,
is er geen vijand, die mij raakt,
niet één in heel de wereld!
[2]
Vallen de machten op mij aan,
probeert men mij te doden,
de Heer zal aan mijn zijde gaan,
Hij redt uit duizend noden.
God is mijn schild, dat mij altijd
beschermt voor tijd en eeuwigheid.
Op Hem kan ik vertrouwen.
[3]
Van U, o God vraag ik één ding:
Mag ik dicht bij U wonen?
U bent zo groot, ik ben gering,
toch wilt U liefde tonen.
Dan loof ik uw goedgunstigheid
en zing ik mee in feestkledij,
vanwege uw gastvrijheid.
[4]
Nu mag ik schuilen
in Gods tent,
mij in zijn huis verbergen.
Hij heeft de machten afgewend,
en wil van mij niets vergen,
dan enkel in 't geloof te staan,
en spelend, zingend voort te gaan
tot in het eeuwig leven!