[1]
In tijden van nood,
van tranen en rouw,
ziet God naar mij om,
is Hij altijd trouw.
In wat ook mag wank'len,
in wat ook vergaat:
Zijn woord is de grond,
waar mijn leven op staat.
[2]
Als God mij vertroost,
is 't kruis niet te zwaar.
Dan ken ik geen vrees
in 't bangste gevaar;
dan ga ik de strijd aan
en weet ik mij sterk,
omdat Hij nooit opgeeft
zijn liefdevol werk.
[3]
Ik roem in mijn God,
ik zing van zijn trouw.
De Heer is mijn rots,
waar 'k altijd op bouw.
Hij zal mij nabij zijn
in leven en dood
en sterkt onderweg mij
met beker en brood. |
|