397 Ik heb de vaste grond gevonden

397

vorige pagina
[1]
Ik heb de vaste grond gevonden,
waarin mijn anker eeuwig hecht;
de dood van Christus voor de zonden,
van eeuwigheid als grond gelegd.
Die grond zal onverwrikt bestaan
als aard' en hemel ondergaan.
[2]
Het is het eeuwige erbarmen,
dat mijn besef te boven gaat,
het zijn de liefdevolle armen,
het is zijn hart, dat openstaat.
Hij noodt de zondaar, Hij vergeeft
die Hem het hart gebroken heeft.
[3]
O afgrond, waarin alle zonden
verzinken en niet meer bestaan !
O diep geheim van Christus' wonden, -
het oordeel is teniet gedaan !
O Heer, uw bloed roept voor altijd:
barmhartigheid, barmhartigheid !
[4]
Daarop wil ik gelovig bouwen,
getroost, wat mij ook wedervaart;
mij aan Gods vaderhart vertrouwen,
wanneer mijn zonde mij bezwaart.
Steeds vind ik daar opnieuw bereid
oneindige barmhartigheid.