[1]
Geef antwoord
op mijn biddend vragen,
o God van mijn gerechtigheid!
Wees mij genadig, hoor mijn klagen,
U, die mij in de ruimte leidt.
Hoe lang, o trotsen en voornamen,
zal u mijn eer tot smaadheid zijn?
Hoe lang nog zult u zich niet schamen
te jagen naar een valse schijn!
[2]
Bedenk, dat God mij heeft verkoren,
mij liefdevol heeft bijgestaan.
Hij neemt nog, evenals tevoren,
wanneer ik roep, mijn bede aan.
Geef op wat God u heeft verboden,
uit diep respect voor wat Hij wil.
Denk in de nacht aan Gods geboden;
kijk in uw hart en zwijg dan stil.
[3]
Breng God uw ware offeranden:
berouw, bekering en gebed.
Breek met de zonde en haar banden,
vertrouw op God, wiens macht u redt.
Als velen twijfelachtig vragen:
"Ach, wie doet ons het goede zien?",
doe, Heer, uw lief lijk licht ons dagen,
opdat ik U met vreugde dien'.
[4]
U geeft meer vreugde en verblijden,
dan 't volk dat wijn en graan met vreugd
bijeenbrengt in de oogstgetijden,
uw overvloed ontvangt verheugd.
In weerwil van mijn strijd en zorgen
leg ik mij 's avonds vredig neer.
Ik slaap gerust tot aan de morgen.
Bij U slechts woon ik veilig, Heer. |
|