27 Gezang 27

Daar is die zegenrijke nacht

vorige pagina
[1]
Daar is die zegenrijke nacht,
Waarin ?t gesternt? met nieuwe pracht,
En ?t eng?lenheir met nieuwe vreugd
Zich over Jezus? komst verheugt.
[2]
Hij, ?t beeld des Vaders, Davids loot,
Geboren uit Maria?s schoot,
Gods Zoon in ?t vleesch, der eng?len Heer,
God zelf, Hij komt, elk zing? Hem eer!
[3]
O Zoon van God, den mensch gelijk,
Voor wie verlaat G? uw troon en rijk,
Voor wie wordt Gij in ?t stof verneêrd,
Die met een wenk ?t heelal regeert?
[4]
Voor wie, voor heilig? eng?len? Neen,
Die zingen ?t heil der aard? alleen!
Voor zondaars daalt der eng?len Heer,
Voor arme zondaars daalt Hij neer.
[5]
?t Is hier, waar niets dan zonde woont,
dat God zijn welbehagen toont.
?Geluk voor d?aard, den mens genâ!?
Zo juicht Gods koor in Efratha.
[6]
Ons hart herhaal? nog eens dat lied,
Wij hooren ?t, maar doorgronden ?t niet!
Genâ den mens, Gods Zoon daalt neer,
Geluk, o aarde, God zij d?eer!
[7]
Kom, Christenschaar, komt zingen wij!
Het is voor ons, voor u en mij,
Dat God zijn Zoon gegeven heeft,
Het is voor ons, dat Jezus leeft.
[8]
God, mens voor ons, voor mensen, ja!
O diept?, o rijkdom van genâ!
Buig, zondig mensdom, buigt u neer,
Aanbid Gods liefd? en zing Gods eer!
[9]
Wij buigen ons op Gods bevel,
Voor U ter neer, Immanuël!
Voor u, die smart en armoe lijdt,
Omdat Gij onze Heiland zijt.
[10]
Dies loven w? U, Immanuël!
Uw dood verwint èn dood èn hel;
Uw dood maakt ons van zonden vrij:
Dies juichen en aanbidden wij.

11
Geloofd zij God, die ons bemint,
Om U in ons behagen vindt,
En d? aard vervult met zijn genâ:
Geloofd zij God, halleluja!