36 Gezang 36

Des Konings vanen rukken voort

vorige pagina
[1]
Des Konings vanen rukken voort
't geheimenis des kruises gloort:
die alle vlees het leven gaf,
legt hier naar 't vlees zijn leven af.
[2]
Het lijf, door nagelen verkracht,
de handen, voeten, zonder macht,
wordt hier het Offerlam geslacht,
dat allen mens verlossing bracht.
[3]
Hier hangt Hij aan het kruis, verwond
door lansespits. Ter zelfde stond
stroomt uit zijn zijde water, bloed,
dat ons van zonde rein'gen moet.
[4]
Nu is vervuld, wat Davids mond
in zijn waarachtig lied verkondt.
toen hij de volken heeft geleerd:
't is van het kruis, dat God regeert.
[5]
O boom, hoe blinkt gij rijk belaan,
met purper vorst'lijk aangedaan,
hoe draagt uw uitverkoren stam
de heil'ge leden van het Lam!
[6]
Heil altaar, heil het Offerlam,
dat heerlijkheid uit lijden nam,
waarin het leven droeg de dood
en 't leven door de dood ontsloot.
[7]
O zalig hout, der wereld Heer
boog zich op uwe armen neer!
Gegroet, o kruis, o een'ge hoop
in dezer tijden levensloop!