[1]
Vaste rots van mijn behoud,
als de zonde mij benauwt,
laat mij, Heer, dan in mijn smart
schuilplaats vinden aan uw hart,
waar het bloed, door U gestort,
mij de bron van leven wordt.
[2]
Jezus, niet mijn eigen kracht,
niet het werk door mij volbracht,
niet het offer dat ik breng,
niet de tranen, die ik pleng,
mijn verdiensten, zelfs niet één
kunnen redden - U alleen.
[3]
Zie, ik breng voor mijn behoud
U geen wierook, myrrh' of goud.
Zondig kom ik, arm en naakt,
tot mijn God, die zalig maakt,
die de arme kleedt en voedt,
die de zondaar leven doet.
[4]
Als mijn laatste uur eens slaat
en mijn lichaam sterven gaat,
als ik voor uw aangezicht
staan zal in het eindgericht,
eeuw'ge rots, berg in die nood
dan mijn leven voor de dood. |
|