[1]
Zo vrolijk als een vlinder
zo vrij en opgewekt,
als één die ongehinderd
de hemel heeft ontdekt,
geloof en hoop gekregen,
als vleugels aangedaan,
de loze dood ontstegen
ben ik mezelf voortaan.
[2]
Wat knelde is gestorven,
wat kwelde is vergaan -
ons leven is verborgen
bij God: een nieuw bestaan.
Als Christus zal verschijnen
verschijnt Hij niet alleen,
dan zingen al de zijnen
in paaslicht om Hem heen.
[3]
Zo vrolijk als een vlinder
leef ik voor U, o Heer;
de nacht boeit mij steeds minder,
het daglicht des te meer.
Uw liefde zal mij laven -
ik ben van nu af aan
in uw graf mee begraven
en met U opgestaan! |
|