[1]
Ter bruiloft van het Lam genood,
bezingen wij zijn liefdemacht,
die door de Rode Zee ons bracht
en zijn gerechtogheid ons bood.
[2]
Uit goddelijke barmhartigheid
heeft Hij ons met zichzelf gevoed
en heeft voor ons zijn heilig bloed
als priesteroffer toebereid.
[3]
De doodsengel ging daar voorbij
waar men dit bloed tot schutse had.
De zee werd in haar vlucht tot pad:
de vijand vond het kerend tij....
[4]
Het Pascha is voor ons geslacht,
want Christus werd het offerlam.
Hij werd voor elk, die tot Hem kwam,
het brood, dat eeuwig leven bracht.
[5]
Gij offerlam, Gods eigen Zoon,
de afgrond is uw onderdaan,
de dood kon U niet wederstaan,
Gij wint het leven als uw loon.
[6]
Gij, Christus, die de hel vertreedt,
ontplooit de overwinningsvaan;
des Bozen macht heeft afgedaan
nu Gij de Hemel opendeedt.
[7]
Ontruk aan bittre dood en schuld
ons, die ten leven zijn bevrijd,
zo zijt Gij, Heer, in eeuwigheid
een Paasvreugd, die ons hart vervult.
[8]
U, Vader, U zij eer en kracht,
U, Zoon, die uit het graf verreest,
en U, o trooster, Heilge Geest:
U, God, zij eeuwig lof gebracht!
|
|