[1]
O God, die droeg het voorgeslacht,
mijn steun en toeverlaat,
U draagt mij verder dag en nacht,
U helpt met raad en daad
[2]
Getuigen staan rondom uw troon,
zij spreken van uw steun.
Zij zijn geborgen in uw Zoon,
de Mens op Wie ik leun.
[3]
U bent van ouds en vóór de tijd,
U was en is en komt.
U blijft dezelfd' in eeuwigheid,
de stem die nooit verstomt.
[4]
Uw woord draagt mensen
van voorbij
en mensen van vandaag.
Ik prijs mij zalig in die rij
en leef maar al te graag.
[5]
Vanaf het dagen van de tijd,
de schepping van het licht,
ervaar ik uw goedgunstigheid
tot in het eindgericht.
[6]
Straks staan wij samen
voor uw troon
met voor- en nageslacht
en juichen eeuwig voor de Zoon,
het Lam voor ons geslacht! |
|