103 Lied 397

O God, die droeg ons voorgeslacht

vorige pagina

[1]
O God, die droeg ons voorgeslacht,
in nacht en stormgebruis,
bewijs ook ons uw trouw en macht,
wees eeuwig ons tehuis!
[2]
De schaduw van uw troon omsloot
uw heiligen weleer,
bij U beveiligd is ons lot
en zeker ons verweer.
[3]
Gij zijt, van voor Gij zee en aard'
hebt door uw woord bereid,
altijd dezelfde, die Gij waart,
de God der eeuwigheid!
[4]
En duizend jaar gaan als de dag
van gist'ren voor U heen,
een schaduw, een gedachte vaag,
een nachtwaak, die verdween.
[5]
De tijd draagt alle mensen voort
op zijn gestage stroom;
ze zijn als gras, door zon verdord,
vervluchtigd als een droom.
[6]
O God, die droeg ons voorgeslacht
in tegenspoed en kruis,
wees ons een gids in storm en nacht
en eeuwig ons tehuis!