[1]
Aan wat op aarde leeft
geeft Gij hetzelfde brood.
En wie er U om smeekt,
wordt met uw Geest gedoopt.
Geef ons dezelfde taal
om uw woord te verstaan.
Bewaar ons in uw hand
bewaar ons in uw naam.
[2]
Wie in uw vlees gelooft,
geeft Gij uw eeuwig woord.
Omdat Gij zijt gedood,
bestaan wij altijd voort.
Leid al wie leven wil
uw woning tegemoet
omwille van uw dood,
omwille van uw bloed.
[3]
O Geest die levend maakt
en voegt het al aaneen,
wij zijn verstrooid geraakt,
maar Gij houdt ons bijeen.
Weersta toch aan de macht
die onze harten scheidt,
o alvermogend woord,
o licht van eeuwigheid. |
|