[1]
Gezegend is de band
die ons aan God verbindt.
De eenheid groeit vanuit zijn hand
waar elk genade vindt.
[2]
Wij brengen voor Gods troon
eenparig ons gebed.
De zorg, de hoop, het eerbetoon,
drijft ons tot Hem, die redt.
[3]
Wij delen onze pijn,
de lasten van elkaar.
Zo zal de eenheid zichtbaar zijn
in liefderijk gebaar.
[4]
Gaan wij een tijd uiteen
dan troost ons in verdriet,
dat God ons samenvoegt tot één
en hoop op weerzien biedt.
[5]
Wie hoopt op God, beleeft
weer moed om voort te gaan.
Wie deze hoop op weerzien heeft,
komt zeker bij Hem aan.
[6]
Daar zijn wij vrij van kwaad,
van zonde, moeite, strijd.
God is het die ons binnenlaat
in alle eeuwigheid. |
|