167 God, enkel licht, voor Wiens gezicht

vorige pagina

[1]
God enkel licht,
voor Wiens gezicht
niets zuiver wordt bevonden,
ziet ons bevlekt,
met schuld bedekt,
misvormd door duizend zonden.
[2]
Der sterren pracht
is bij Hem nacht.
Hoe hel zij schitt'ren mogen;
en wij, belaân
met euveldaân,
wat zijn wij in Zijn ogen?
[3]
Heer, waar dan heen?
Tot U alleen!
Gij zult ons niet verstoten:
Uw eigen Zoon
heeft tot Uw troon
de weg ons weer ontsloten.
[4]
Ja, amen! Ja,
op Golgotha
stierf Hij voor onze zonden;
en door Zijn bloed
wordt ons gemoed
gereinigd van de zonden.
[5]
Wil U ter eer
steeds meer en meer
't geloof in ons versterken!
Dan zullen wij,
gereed en blij,
uit liefde 't goede werken.