Dan zult gij recht naar 't outer treden,
En offren God een rein gemoed,
Het offer der gerechtigheden,
En 't zuivre reukwerk der gebeden;
Betrouwt op Hem, want Hij is goed.
Daar velen twijfelmoedig vragen;
"Wie zal ons 't goede toch doen zien?"
Doe Gij, o HEER', na 't angstig klagen,
Ons 't lieflijk licht Uws aanschijns dagen,
En wil Uw rijke gunst ons bien. |
|