Zijn mond is vol van vloek, bedrog en list.
Zijn tong bedekt de moeit' en 't zielsverdriet.
Zijn boosheid is met valsen schijn vernist.
In hinderlaag, daar niemands oog hem ziet,
Verbergt hij zich, valt ijlings uit, vergiet
Onschuldig bloed; hij weet van geen erbarmen;
Maar sluit zijn oog voor 't bitter leed der armen. |
|