Hij will' uw offerspijz' gedenken;
De hemelvlam verteer',
Wat g' op het brandaltaar zult schenken,
Tot 's Allerhoogsten eer.
Hij geev' u, naar uw wens, t' ontvangen,
Geluk in al uw daden,
Zijn gunst bestier' naar uw verlangen
Al wat gij moogt beraden. |
|