Gij zalft mijn hoofd, Gij doet mijn blijdschap groeien,
En van Uw heil mijn beker overvloeien,
Het zalig goed, mij door Uw gunst gegeven,
Verlaat mij niet, maar volgt mij al mijn leven.
Zodat ik in het heilig huis des HEEREN,
Een lange reeks van dagen, blijf verkeren. |
|