Ik heb het lot eens dwinglands waargenomen:
Hij breidde zich verbazend uit in 't rond,
Gelijk een boom, die, tot zijn kracht gekomen,
Op 't weligst groeit, geplant in eigen grond.
Maar 'k zocht welhaast vergeefs die plaag der vromen:
Hij was niet meer, hoe vast hij eertijds stond. |
|