Brandofferen, noch offer voor de schuld,
Voldeden aan Uw eis, noch eer.
Toen zeid' ik: "Zie, ik kom, o HEER';
De rol des boeks is met Mijn Naam vervuld,
Mijn ziel, U opgedragen,
Wil U alleen behagen.
Mijn liefd' en ijver brandt;
Ik draag Uw heilge wet,
Die Gij den stervling zet,
In 't binnenst' ingewand." |
|