In plaats van uw doorlucht, en vrome vaadren
Zult Gij eerlang uw zonen zien vergaadren,
En stellen hen, door uw geduchte hand,
Al 't aardrijk door, in vorstelijken stand.
Ik zal uw naam bij elk geslacht doen kennen,
Van kind tot kind zal 't zich aan U gewennen.
Zo rolt Uw lof op 't ruime wereldrond
In eeuwigheid uit aller volk'ren mond. |
|