De HEER', de God der legerscharen,
Is met ons, hoedt ons in gevaren.
De HEER' de God van Jakobs zaad,
Is ons een burg, een toeverlaat.
Komt, wilt op 's HEEREN daden merken;
Aanschouwt des Hoogsten grote werken;
Zijn macht, die nooit te stuiten is,
Maakt d' aarde tot een wildernis. |
|