514 Verlosser, redder, Heer

514

vorige pagina
[1]
Verlosser, redder, Heer,
moog' onze tong U prijzen,
maar stemme met ons woord
de daad dan overeen.
[2]
Indien daar in ons hart
zijn dank niet kan bewijzen,
als liederen vol roem
voor U ten hemel rijzen,
is 't schoonste lofgezang
vergeefs, 't is dood alleen.
[3]
Slechts om te dienen, Heer,
niet om gediend te worden
kwam U voor ons op aard;
te dienen was uw eer.
[4]
Wie met de mond gelooft
en zich niet aan wil gorden
om naar zijn woord te doen,
draagt niet het merk der orden
van 't heilig volk, dat dient,
gelijk U deed, o Heer.
[5]
Zou ik dan mijn geloof
op uw beloften bouwen
en weigeren te doen
wat U uw volk gebiedt?
[6]
Zou ik op uwe gunst
en goedheid, Heer, vertrouwen,
uw trouw tot in de dood
als mij ten dienst' aanschouwen,
terwijl ik in mijn hart
uw heil'ge wet ontvlied?
[7]
Stierf dan op Golgotha,
vereenzaamd en verloren,
de liefde, waarnaar zoekt
de wereld in haar smart?
[8]
Nee, bij het schand'lijk kruis
wordt zij in ons geboren,
en ieder, die de Heer
voor eeuwig wil behoren,
gaat ook de stervensweg
met een blijmoedig hart.
[9]
Hoe groots is onze taak,
vol zorgen en gevaren!
Bij 't stichten van Gods rijk
kan niemand ledig staan.
[10]
Maar God geeft moed en kracht
aan wie zijn woord bewaren.
Hij doet ons in 't geloof
reeds zien de blijde scharen,
die, door de Heer verlost,
de hemel binnengaan.