Ik roem in God; ik prijs 't onfeilbaar woord;
Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord.
'k Vertrouw op God, door gene vrees gestoord;
Wat stervling zou mij schenden?
Ik heb beloofd, wanneer G' in mijn ellenden
Mij bijstand boodt, en 't onheil af zoudt wenden;
Tot U, o God, mijn lofzang op te zenden,
Door ijver aangespoord. |
|