Gods wagens, boven 't luchtig zwerk,
Zijn tien- en tienmaal duizend sterk;
Verdubbeld in getalen;
Bij hen is Zijne Majesteit,
Een Sina? in heiligheid,
Omringd van bliksemstralen;
Gij voert ten hemel op, vol eer;
De kerker werd Uw buit, o HEER'.
Gij zaagt Uw strijd bekronen
Met gaven, tot der mensen troost,
Opdat zelfs 't wederhorig kroost
Altijd bij U zou wonen. |
|