Stort over hen Uw gramschap uit; vertoon
Uw heten toorn; grijp aan hen, die U haten;
Dat hun paleis verwoest zij en verlaten;
Dat niemand meer in hunne tenten woon';
Want dit geslacht, dat zich in 't kwaad verheugt,
Vervolgt dien Gij verwond hebt en geslagen;
Zijn smart strekt hun tot tijdverdrijf en vreugd,
Zij doen van praat en schimp schier alles wagen. |
|