God is op 't hoogst geducht in Zijner heilgen raad'
En vreeslijk boven 't heir, dat om Zijn rijkstroon staat.
Wie is als Gij, o HEER', o God der legerscharen,
Wie is aan U gelijk? Wie kan U evenaren ?
Grootmachtig zijt G' ,o HEER', ja eindloos in vermogen,
Uw onverbreekbre trouw omringt U voor elks ogen. |
|