Hij, die op Gods bescherming wacht,
Wordt door den hoogsten Koning,
Beveiligd in den duistren nacht,
Beschaduwd in Gods woning.
Dies noem ik God, zo goed als groot
Voor hen, die op Hem bouwen,
Mijn burg, mijn toevlucht in den nood,
Den God van mijn betrouwen. |
|