[1]
De stem van Jezus
klonk zo schoon;
"Kom tot Mij, elk die dorst.
Kom, o vermoeide, kom
en leg uw hoofd hier aan mijn borst."
Ik kwam tot Hem zoals ik was,
bedroefd en moe en mat.
Hij stelde mij zozeer gerust
dat ik mijn smart vergat.
[2]
De stem van Jezus
klonk zo teer:
"Zie, hoe Ik aan u geef
het levend water, dorstige;
buig neer en drink en leef."
Ik kwam toen tot de levensbron
met dorst'gen zonder tal;
ik dronk en weet, dat 'k nimmermeer
op aarde dorsten zal.
[3]
De stem van Jezus
klonk zo zacht:
"Ik ben het eeuwig licht.
Hef naar Mij op nu, dwalenden,
uw somber aangezicht."
Ik zag op Jezus en ik vond
de levenszon voor mij,
en bij dat licht reis ik nu voort
zelfs door de doodsvallei. |
|