[1]
God heeft Adam diep doen slapen,
uit zijn rib een vrouw gebouwd,
want Hij heeft de mens geschapen
met een hart dat minnen zou.
Over beide wil Hij waken
met zijn goedheid en zijn trouw!
[2]
Nu hebt gij uw woord gegeven
aan elkaar, met eigen mond.
Laat dit jawoord heel uw leven
voor u zijn een vast verbond.
In de hemel is 't geschreven
omdat God het zelf verstond.
[3]
Heer, wij bidden om uw zegen,
wil dit bruidspaar gadeslaan.
Laat z' elkaar zijn toegenegen,
telkens weer uw stem verstaan.
Ga hen voor op al hun wegen,
doe hen schuilen in uw naam.
[4]
Ga uw weg in goed vertrouwen,
God heeft u zijn kracht beloofd.
Op zijn woorden kunt gij bouwen,
wees voor and're stemmen doof.
Hij alleen zal u behouden,
blijf Hem volgen in geloof. |
|