[1]
Zeg, machtigen der wereld,
wat richten jullie aan?
Want door dit krom regeren
breekt het geweld zich baan.
De goddeloze mensen,
zij dwalen levenslang.
Rampzalig zijn hun wensen,
zij lijken op de slang.
[2]
Verbrijzel hen de tanden,
verniel hun leeuwenkracht.
O Heer, verlam hun handen,
vermorzel al hun macht!
En laat ze maar verkwijnen,
zoals een slak verkwijnt.
Hun leven mag verdwijnen
voor 't levenslicht verschijnt.
[3]
God blaast hen als vergelding
ver in een stormwind heen.
Oprechten maken melding:
Gods wraak drijft hen uiteen.
Men zal de voeten dopen
in 't goddeloze bloed.
God zal de goeden lonen,
recht is het wat Hij doet. |
|