Zij hadden mij omringd als bijen,
Maar zijn als doornenvuur vergaan.
'k Mocht hen in 's HEEREN kracht bestrijen,
In 's HEEREN Naam hen gans verslaan.
Gij hadt m', o vijand, hard gestoten,
Tot vallens toe mij onderdrukt.
De HEER' bewaart Zijn gunstgenoten;
De HEER' heeft Zelf mij uitgerukt. |
|