Ik zal, oprecht van hart, Uw Naam, o HEER',
Gestaag den roem van Uwe grootheid geven,
Als ik 't gezag en 't heilig oogmerk leer
Van 't vlekkloos recht, door Uwe hand beschreven.
'k Zal Uw geboon bewaren tot Uw eer;
Verlaat mij toch niet ganslijk in dit leven. |
|