Dan vloeit mijn mond steeds over van Uw eer,
Gelijk een bron zich uitstort op de velden;
Wanneer ik door Uw Geest Uw wetten leer,
Dan zal mijn tong Uw redenen vermelden;
Want Uw geboon zijn waarlijk recht, o HEER';
Gij zult de vlijt van die U zoekt, vergelden. |
|