Ik zal, O HEER', dien ik mijn Koning noem,
Den luister van Uw majesteit en roem
Verbreiden, en Uw wonderlijke daan
Met diep ontzag aandachtig gadeslaan.
Elks juichend hart zal Uw geducht vermogen,
De grote kracht van Uwen arm verhogen.
Ik zal mijn stem met aller lofzang paren,
En overal Uw grootheid openbaren. |
|