14709 Psalm 147:9

Wie zou niet voor Gods grootheid bukken?

vorige pagina
Wie zou niet voor Gods grootheid bukken?
Hij werpt Zijn ijs daarheen als stukken;
Wie zal bestaan voor Zijne koude?
Daar niemand die verduren zoude,
Moet rijm en ijs weer met elkandren,
Op Zijn bevel, in vocht verandren;
Want, waait Zijn wind, de waatren vloeien,
Rivier en beek begint te groeien.