36 Schepper en Koning

vorige pagina
1. Schepper en Koning, U klinkt mijn zang.
U geldt mijn lof mijn leven lang,
ja, al mijn dagen hier op aard.
Ik zal, zolang ik leven mag
uw naam bezingen dag aan dag,
uw liefd’ is aller lofzang waard. Amen

2. Zalig, ja zalig is toch hij
die Jacobs God weet aan zijn zij.
De HEER die aard en hemel schiep.
Zijn trouw houdt alle eeuwen stand,
Hij voedt zijn volk met milde hand,
dat Hem in nood om redding riep.

3. Blinden hergeet Hij het gezicht;
Hij heeft verdrukten opgericht,
die HEER, die onze nood gedenkt.
Hij is ’t die ons in gunst aanschouwt,
die wees en weduw staande houdt;
en aan gevang’nen vrijheid schenkt.

4. Juich dan, o Sion, Hem ter eer;
Hem, onze Schepper, Koning, HEER.
Verheug u in zijn liegd’ en macht.
Al staat de wereld ook in brand,
uw God regeert met vaste hand,
tot in het laatste nageslacht. Amen.