1. Eenmaal, toen alle dieren kwamen
en Adam namen voor hen vond,
zag hij hen aan: zij gingen samen,
maar geen die hem terzijde stond;
de mens, de kroon op al Gods werken
was eenzaam in het paradijs
totdat een vrouw hem kwam versterken -
ook mensen schiep God paarsgewijs!
2. Als man en vrouw zijn wij geschapen,
een koning en een koningin,
elkaar tot schild, elkaar tot wapen,
tezamen één, een nieuw gezin.
Zoals de Heer zijn bruid beminde,
zich voor haar gaf tot in de dood,
zo wil Hij man en vrouw verbinden:
voorgoed elkanders deelgenoot. |
|