Red mij, o God, het water stijgt en stijgt,
ik heb geen vaste grond onder de voeten.
Zal ik dan in het niet verzinken moeten,
in het moeras des doods, waar alles zwijgt?
Ik heb geroepen tot mijn stem 't begaf.
Voortdurend heb ik naar U uitgekeken.
Het diepe water wordt mij tot een graf,
mijn keel is hees, mijn ogen zijn bezweken. |
|