Zij zijn ontelbaar, die uit kwade trouw
zonder erbarmen totterdood mij jagen
en, zonder recht, voldoening van mij vragen.
Gij kent mijn dwaasheid en uw oog ziet nauw.
Laat niet te schande worden wie U zoekt,
laat niet hun moed versagen mijnentwege
en laat uw hoge naam niet zijn gevloekt,
o Heer des hemels, hoed mij door uw zegen. |
|